Als ik wakker lig, denk ik hieraan

Als ik in bed lig en niet kan slapen, dan denk ik eraan. Als ik mijn
ogen dichtknijp zie ik het weer. Het laatste beeld van mijn ome Leo.
Zijn graf is zojuist geruimd. Niemand ging er ooit heen. Ik heb zijn
grafsteen zelfs nog nooit gezien. Toch voel ik me verbonden met
hem.

Elke avond belde hij vanuit Dennenoord in Tynaarlo naar ons
in Groningen. Het liefst als het eten net klaar was.
Ook al waren zijn waanideeën door de schizofrenie nog zo sterk, dat
telefoontje was onze houvast aan elkaar. Net als het buurtkrantje dat
ik vroeger maakte. Omdat zoveel mensen in de buurt alleen waren,
noemde ik het Eenzame Mensen. Het was Leo’s favoriete lectuur.

Hij rookte veel te veel en dronk zo mogelijk nog meer. Dus natuurlijk werd hij ziek, longkanker. Zijn grootste angst kwam uit, maar hij
was sterker dan ooit. Hij accepteerde zijn naderende dood.

De laatste keer dat ik hem zag was in een hospice. Het zou niet lang
meer duren. De haring die we voor hem meegenomen hadden, liet
hij liggen. Ik zat ongemakkelijk naast hem. Hij praatte niet veel
meer. Geen complottheorieën over de Twin Towers, geen opmerkingen over dat hij werd afgeluisterd. Hij was stil in dat witte bed. Niet
eens meer de verstikkende sigarettenrook om hem heen. Na een
tijdje viel hij in slaap. En wij gingen weer.

Eenmaal buiten besefte ik dat mijn tas nog naast zijn bed lag. Ik
sloop naar binnen, binnen, bang om hem wakker te maken.
Net toen ik dacht weg te komen, veerde hij op.
Zijn ogen groot en verrukt. Hij was nog nooit
zo blij geweest om me te zien.

Ik had hem een knuffel moeten geven, willen
zeggen dat hij de leukste oom was die ik ooit
heb gehad. Dat ik veel van mijn gekte aan
hem te danken heb. Dat ik hem de
moedigste man op aarde vond en dat
ik hem nooit zou vergeten. En vooral,
dat ik later over hem zou schrijven.

Maar ik kon het niet en liep weg. Een
week later was hij dood.
Mijn moeder vond alle edities van
Eenzame Mensen in zijn nachtkastje.

Deze column verscheen eerder in Dagblad van het Noorden (2015).